|
|
De Thomas Arithmometer
|
|
In 1820 nam de Fransman Charles Xavier Thomas de Colmar (1785-1870) patent op een rekenmachine, die hij had uitgedacht terwijl hij in het Franse leger diende. Zijn Thomas Arithmometer, ook wel bekend als de Thomas-machine, zou de eerste rekenmachine zijn die commercieel succes had, en hij werd tot 1930 in grote aantallen geproduceerd. De uitvinding was gebaseerd op de rekenmachine van Leibnitz en er werden trap-trommelremmen gebruikt om de berekeningen uit te voeren. Het was mogelijk de vier rekenkundige handelingen op een eenvoudige en betrouwbare manier te verrichten. Omdat de trommel één richting had, moest men voor delen en aftrekken een hefboom instellen. Het succes van de machine had te maken met de vele veren en andere mechanieken die de kracht van de bewegende onderdelen neutraliseerde, zodat zij niet verder zouden bewegen dan de bedoeling was – wat de reden was dat eerdere machines mislukt waren. De belangrijkste vernieuwing was echter de omkering van de werkzame functie in de uitkomstregisters (tot zestien cijfers toe), waardoor betrouwbare en stabiele berekeningen over langere perioden konden worden uitgevoerd, zonder dat het apparaat weer moest worden aangepast.
De machine was zo groot als een compleet bureau en er waren twee mensen nodig om haar te dragen. Hij wekte veel rivaliteit op en dat leidde tot de ontwikkeling van tamelijk geavanceerde rekenmachines, die de valkuilen van de trap-trommel wisten te omzeilen. Er werden ongeveer 1500 machines gemaakt door de Compagnie d’Assurance le Soleil, opgericht door Thomas en andere fabrikanten, tussen 1820 en 1930. De Thomas-machine kende vele klonen en de term Arithmometer werd een synoniem van rekenmachine met vier functies. Thomas ontving het Franse Legioen van Eer voor zijn uitvinding.
|
|
|
|
|